De naam – een kort verhaal in Venetië.
Het was ergens in de eerste helft van de 18e eeuw dat een schipper een jonge man met kalme tred voorbij zag lopen. Hij wandelde door de straten van Venetië. Deze jonge man had veel tijd aan zijn uiterlijk besteedt, dat was duidelijk te zien, en ook was duidelijk te zien dat hij tot een rijke familie behoorde.
Wat de schipper niet wist was dat het de jonge Giacomo betrof. Giacomo was op zoek. Op zoek naar een jonge vrouw die hij een paar dagen geleden kort had gesproken tijdens het altijd zomerse Festa del Redentore. Ze had een onuitwisbare indruk op hem gemaakt en hij zou en moest haar opnieuw zien! Ze had een klein beetje hints gegeven naar waar zij verbleef. Haar huis was vanaf de feestlocatie bereikbaar te voet, had ze verteld, wat uitzonderlijk was voor de woningen in Venetië. En het lag aan een plein. Zoveel huizen konden het niet zijn! Zou het hem die dag nog lukken?
De schipper was inmiddels naar buiten gelopen. Deze jonge man kwam hem ergens bekend voor! Leek hij niet op iemand die hij kende? Hij besloot hem stilletjes even te volgen. De schipper had nog tijd, de ochtend was nog maar net begonnen en in de middag zou pas de nieuwe vracht komen die verscheept moest worden. Hij had de goede straat gekozen: voor zich uit zag hij de jonge man weer lopen.
Giacomo streek zijn jasje nog eens extra glad. Aan zijn uiterlijk kon het in ieder geval niet liggen! Ook aan zijn vertelkunst niet. Al diverse malen had hij een vrouw weten te verleiden met zijn geestige fantasierijke verhalen. En als het niet lukte? Tja, een frons trok over zijn voorhoofd. Dat kon eigenlijk niet gebeuren bedacht hij. Het was nog nooit mislukt! Daarbij zou hij morgen vertrekken voor een lange reis. Hij moest en zou een succesverhaal op zak hebben om mensen mee te kunnen vermaken. Ook was hij oprecht geïnteresseerd geraakt in deze vrouw, al was dat soms een beetje bijzaak moest hij bekennen.
Hij stopte even met lopen en spitste zijn oren. Naast hem liep een gracht waarin een groenteverkoper zijn bootje aan het klaarmaken was voor de markt. Maar, daar uit de verte…hij hoorde het goed! Twee vrouwen waren met elkaar aan het praten. Giacomo haalde nog eens diep adem en liep er op af. Zouden zij weet hebben van een jonge vrouw die tijdelijk ergens in deze wijk bij familie verbleef? Zou een van hen haar misschien zelf zijn?
De avond begon langzaam het einde van de dag in te luiden. De jonge man had gezocht en gezocht, maar was op niets uitgekomen. Moe en verslagen ging Giacomo zitten op een bank bij de haven. Hij was totaal uitgeput. Hij had niet gegeten en eigenlijk kon hij niet meer. Hij zou naar huis moeten. Wat een mislukking…In de haven was het nog druk. Veel schippers waren nog bezig met in- of uitladen van hun vracht.Ondertussen was de schipper terug gewandeld naar de haven. Hij ging maar eens kijken waar zijn bemanningsleden uithingen en of ze hun roes inmiddels uitgeslapen hadden. De schipper had in de stad nog even vanaf een veilige afstand even staan kijken hoe de jonge Giacomo druk in gesprek bleek te zijn met twee vrouwen. De schipper had even gefronst: “dat dat hier allemaal maar gewoon kon!” Waar hij vandaan kwam was het niet gebruikelijk dat je een vrouw zomaar op straat aansprak. Dat was niet beleefd. Als je niet oppaste kon je daarbij ook nog eens flink in de problemen komen! Blijkbaar was dat hier anders. Inmiddels was hij aangekomen bij zijn schip.
Venetië beleefde haar hoogtijdagen. Er was ontzettend veel vraag naar allerlei exotische producten door de rijken die de stad bevolkten. De schippers verdienden er goed aan. “Zeg jongen,” begon een van de schippers tegen Giacomo, “het is zo stralend weer deze dag! Dan kun je niet met zo’n gezicht rondlopen!” Ze lachten erbij. Het kon Giacomo niets schelen. Hij had de adembenemende knappe vrouw niet kunnen vinden en stond op het punt op te geven. De schippers praatten verder tegen elkaar.
Giacomo hoorde dat ze het nog steeds over hem hadden, want zachtjes praten hadden deze mannen nog nooit van gehoord. Het kon ze weinig schelen. Waarschijnlijk schatten ze hem in als iemand die ze prima aankonden mocht hij kwaad worden. Hij verzuchtte even dat dat nog wel eens waar zou kunnen zijn ook. Spierkracht bezat hij weinig in tegenstelling tot deze mannen.
De schipper die de jonge Giacomo die ochtend even had gevolgd, zag hem daar bedroefd zitten en hoorde de grappen van de andere schippers. Hij dacht even na en liep toen op de jonge man af. “Zeg, mag ik u iets vragen?” begon de schipper in zijn beste Italiaans. Giacomo keek op. “wat wilt u vragen meneer?” de schipper zocht even naar zijn woorden. “Ik ehh…ik ken u volgens mij ergens van. Of u lijkt op iemand. Nee, ik weet het bijna zeker dat ik u eerder heb gezien!” De schipper keek hem fronsend aan. Giacomo stond op en gaf de schipper een hand: “Casanova. Giacomo Casanova, aangenaam.” Giacomo voelde hoe hij zichtbaar opklaarde bij het noemen van zijn naam. Hij voelde opeens zijn vastberadenheid weer terugkomen. Hij moest haar vinden!
Voordat de schipper zich op zijn beurt kon voorstellen, had de jonge man zich omgedraaid en beende weg, terug de stad in. De schipper keek hem nog even verbaasd na. Casanova…De schipper dacht diep na. Nee. Hij schudde met zijn hoofd. Het deed hem nog geen belletje rinkelen. Toch besloot hij dit voorval van vandaag op te nemen in zijn logboek, want ergens…Nog eens liet de schipper de naam over zijn lippen gaan. Het hielp niet. Hij haalde zijn schouders op…De tijd zal het leren, bedacht hij bij zichzelf. En nu was het tijd om te controleren of zijn vracht binnen was.