Lekker lezen: ‘Verlate Valentijn’ een spin-off van Op zoek naar Matteo
‘Napels heeft duizenden kleuren’ zong Pino Daniele ooit in een prachtig liedje. Voor mij heeft Napels niet enkel duizenden kleuren, maar is het ook een stad met duizenden verhalen! Het korte verhaal hieronder is er een van. Het bijzondere is dat het een spin-off is van mijn roman Op zoek naar Matteo. Deze spin-off heeft Napels als decor en geeft je daarmee weer even een fijn moment in Italië. Herken je het moment waar dit verhaal de verhaallijn van Op zoek naar Matteo raakt? Je leest onder het verhaal het antwoord. Veel leesplezier!
Verlate Valentijn
Nadat hij de toeristen de weg had gewezen naar de pizzeria op het pleintje even verderop en nadat hij vervolgens op de terugweg even was blijven praten met Emanuele, liep Ludovico weer terug naar huis. Hij sloot de deur zorgvuldig, wandelde langzaam de trap op en nam weer plaats op de stoel op het krappe balkon vanaf waar hij de straat kon overzien. Terwijl hij voor zich uit staarde, er gebeurde die avond niet veel in zijn straat, dwaalden zijn gedachten af naar lang geleden, naar een vrolijke zomer. Hij zag alles weer levendig voor zich: haar vrolijke lach, de zee, het strand en het uitzicht op de altijd aanwezige vulkaan in de verte… ‘Kom Ludovico! Neem ook een duik!’ had ze naar hem geroepen.
Ze was het water in gerend en had lachend gegild omdat het nog zo koud was. Na enkele minuten, hij stond nog steeds op het strand, begon ze hem weer te roepen: ‘Kom ook! Het is héérlijk!’
Hij wilde zich niet laten kennen en liep ook richting de zee. De zomer was nog maar net begonnen en eigenlijk vond hij het zeewater nog veel te koud om in te zwemmen. Hij stapte voorzichtig met zijn ene voet het water in… het was echt ijskoud! Stap voor stap liep hij verder. Haar lachende gezicht zag hij tegenover zich. Zijn antwoord: ‘het is verschrikkelijk koud!’, zorgde voor een nog stralender lach op haar gezicht.
Carmela. Haar gezicht… Eén van de twee vrouwen die hij zonet de weg had gewezen, haar oogopslag, het was een zelfde blik, een zelfde karakter wellicht. Zijn blik was daarom blijven hangen toen ze in zijn straat naar de weg aan het zoeken waren en zij zijn kant opkeek. Ludovico geloofde niet in wonderen. Zijn Carmela was niet hier. Dertig jaar geleden vertrok ze met haar man naar een nieuwe wijk in het noordelijke Milaan. Hij had die laatste zomer dat zij nog hier woonde nooit een stap durven zetten. Hij had haar laten gaan. Het was zijn eigen schuld geweest en hij had er veel spijt van gehad.
Het was alweer lang geleden. De spijt was er nog steeds. Hij stond op, pakte een flesje chinotto uit de koelkast en ging weer zitten op zijn stoel. En toch, ondanks dat hij graag realistisch bleef, had hij zonet de toeristen gewenkt dat hij zou komen helpen. Zo kon hij nog wat langer die vrouw bestuderen die zo op zijn Carmela leek. Beneden aangekomen bleek de gelijkenis erg mee te vallen. Desalniettemin had hij ze natuurlijk de weg gewezen naar de pizzeria waar zij naar op zoek waren. Elke klant voor Andrea was er één en het zou hem op zijn beurt weer geklaag schelen over te weinig klandizie.
De avond ging voorbij zonder dat er verder nog iets gebeurde. De kou hield mensen nog binnenshuis al was de zoetige lentegeur die in de lucht hing veelbelovend. Maart was bijna voorbij, maar pas tijdens de zomermaanden zou er veel meer te zien zijn in de smalle Napolitaanse straat waaraan zijn huis lag. Het gezellige geroezemoes van de zomeravonden en de oneindige warmte die de gehele zomer bleef hangen als een soms net iets te benauwde deken, ze waren nu nog slechts een glimp in de verte.
De volgende ochtend liep Ludovico richting zijn vaste bar waar hij bijna elke dag wel even een koffie ging drinken voordat hij zijn kapsalon opende. Het was een mooie zonnige dag en vrolijke paasdecoratie was netjes gedrapeerd over de toonbank waar diverse lekkernijen waren uitgestald. Er lagen sfiogliatelle, zeppole, maar ook gewone cornetti en de favoriet van Ludovico om de ochtend mee te beginnen: ‘Un cornetto con crema per favore, een zoete croissant gevuld met banketbakkersroom alstublieft,’ vroeg hij aan de barman die al een kopje koffie voor hem op de toonbank plaatste.
De croissant werd hem aangereikt in een servet en Ludovico had net een grote hap genomen toen iemand een hand op zijn schouder legde. ‘Ludoví!’ klonk het en toen hij zich omdraaide en in het gezicht van zijn vriend Samuele keek vervolgde deze zijn begroeting vrolijk met ‘hoe gaat het?’
‘Tutto a posto, alles zijn gangetje,’ antwoordde Ludovico nadat hij snel zijn eerste hap had doorgeslikt en ze begonnen een gesprekje over het dagelijkse nieuws. Het was een routine welke net zoveel bij hun vaste ochtendritme hoorde als tandenpoetsen en scheren.
Op gegeven moment zei Ludovico ‘Zeg Samuele, ik dacht gisterenavond heel even dat ik Carmela zag. Het was een vrouw die zo sterk op haar leek…’
‘Oh Ludoví, maar wat zeg je.’ Samuele wist niet zo goed hoe hij moest antwoorden. Hij kende het hartzeer van zijn vriend maar al te goed.
‘Ik weet het, ik weet het. Ze was het ook niet echt natuurlijk. De vrouw was veel jonger.’
‘Zeg, wil je met mij mee gaan morgen eind van de middag? Ik wilde met de boot richting Capri gaan om daar met Antonio te gaan eten.’ Samuele hoopte hem wat afleiding te bieden. Ludovico begon het af te wimpelen. ‘Hij zou het heel leuk vinden je ook weer eens te zien Ludoví,’ probeerde Samuele vervolgens. Ludovico nam de laatste hap van zijn cornetto en herinnerde zich de overheerlijke vis die hij de vorige keer tijdens een etentje met Antonio had gegeten. Daarbij was het fijn om af en toe even op zee te varen. Net als van de nauwe straten van de stad, hield hij ook van het weidse van het water. ‘Vooruit,’ zei hij tegen zijn vriend, ‘ik ga met je mee.’
En terwijl Ludovico later die ochtend zijn kapsalon opende en een eerste klant verwelkomde, sprak verderop, een flink eind verderop, in Milaan om precies te zijn, Carmela met haar zus aan de telefoon:
‘Wat zeg je?’
‘Of je al geboekt hebt? Of is dit slechts een idee?’ vroeg haar zus nogmaals.
‘Ik heb alles al geboekt. Het is niet slechts een idee. Ik ga morgen.’
‘O… Zeg, is dit niet wat rigoreus? Moet je niet eerst gewoon eens in Milaan zelf gaan genieten van je vrijheid?’
Carmela hoorde de zorgen in de stem van haar zus en fronste diep. Ze was niet meer haar kleine zusje, maar Alessia stelde zich nog altijd zo naar haar op.
‘Soms moet je gewoon weer even terug naar het begin. Daarbij ben ik echt toe aan even een andere omgeving.’
‘Het begin? Wat bedoel je? Oooo! Wil je zeggen dat je Ludovico wilt gaan opzoeken? Heb je contactgegevens van hem? Weet je waar hij woont?’
‘Dat zijn wel heel veel vragen in een keer. Je kent me te goed Alessia. Alleen, ik heb inderdaad niks meer van hem. Ik zou echt niet weten of ik hem nog weer zou kunnen vinden.’
Met dat Carmela dit zei hoopte ze het van wel. Ondanks alle vragen die er ook in haar gedachten speelden hoopte ze dat ze hem zou vinden. Maar, wie zou ze aantreffen? Zou hij door de jaren heen niet enorm veranderd zijn? Zou hij ook getrouwd zijn, kinderen hebben misschien? Zou hij net als zij, net alle schepen weer achter zich hebben verbrand? Zij had enkel haar lieve jongen nog, een zoon van midden twintig die alweer twee jaar heen en weer pendelde tussen zijn vader en moeder. Het was een situatie waarin iedereen zijn leven op de rit probeerde te houden zo goed en zo kwaad als het kon. Na veel stroeve gesprekken en moeilijk papierwerk was de scheiding eindelijk rond. Carmela’s lach was iets uit het verleden. Een onzekere somberheid tekende tegenwoordig haar gezicht en enkel een glimlach kon er soms nog op verschijnen.
Ook Carmela had vaak teruggedacht aan die laatste zomer in Napels, die geweldige onbezorgde tijd. Ze was al enkele jaren samen met Francesco toen ze Ludovico voor het eerst ontmoette. De vonk sloeg direct over, maar toch, het was in eerste instantie enkel bij steelse blikken gebleven. Ze hadden elkaar vaak gesproken die dagen en het was de anderen niet eens opgevallen. Ludovico was nieuw in de vriendengroep met wie ze bijna dagelijks naar het strand gingen en ook de anderen wilden veel weten van hem. Toen ze op een middag vurig hadden gezoend in een zijstraatje waar niemand hen zou vinden, had ze zich schuldig gevoeld. Schuldig om haar gevoelens voor hem. In de war ook. En ze was weggerend, zonder iets te zeggen. Ludovico had haar nooit meer benaderd sindsdien. Dat zou de situatie destijds ook knap ingewikkeld gemaakt hebben. Francesco had haar immers al een aanzoek gedaan en ze zouden samen in Milaan hun toekomst tegemoet gaan. Alles was in kannen en kruiken en ook daar verlangde ze naar. Maar toch… Ludoví was in haar gedachten gebleven. Zijn knappe gezicht en zijn gevoelens voor haar toen. Het was echt geweest. Het was het enige waar ze naar terug wilde nu alles met Francesco definitief achter de rug was. Gekkigheid wellicht. Wat hoopte ze te vinden? Het was misschien de onbezorgdheid die ze het meest miste.
De volgende dag bestond voor Carmela uit een lange treinreis. Ze moest na een flinke rit overstappen in Rome om uiteindelijk in Napels aan te komen. Ze probeerde een boek te lezen, maar door de spanning lukte dat nauwelijks. Tijdens haar overstap op het station in Rome kocht ze een broodje belegd met salami, maar ze kreeg amper een hap door haar keel. Het was al lang geleden dat ze alleen op reis was geweest en ze kon haar zenuwen niet goed bedwingen. Het maakte het er ook niet beter op dat het daarbij alweer jaren geleden dat ze voor het laatst Napels had bezocht. Toen haar ouders nog leefden kwam ze regelmatig in de stad. De wijk waarin Ludovico woonde lag echter aan de andere kant en nooit had ze een gelegenheid gevonden om hem op te zoeken. Schroom om wat ze zou aantreffen hielp ook niet mee. Wel was er in haar leven iets wezenlijks veranderd: Carmela had niks meer te verliezen. Daarbij wilde ze hoe dan ook even weg uit Milaan.
Aan het einde van de middag kwam ze aan. Het was een vermoeiende dag geweest en Carmela kon niet wachten om in te checken bij het hotel wat ze had gereserveerd. Ze zag ernaar uit om zich op te frissen, om even uit te rusten in zo’n fris opgemaakt hotelbed en om vervolgens op pad te gaan.
Die avond zocht ze de straat op in de wijk waar haar herinneringen lagen. Het was er stil. Er was niemand buiten. Niemand die haar kon vertellen dat Ludovico daar inderdaad nog steeds woonde, maar helaas die avond net niet thuis was. Ze keek naar boven, maar zag geen licht branden op zijn verdieping. Ze zocht naar zijn naam bij de deurbel, maar het naambordje wat er hing was onleesbaar zo versleten als het was. Carmela liep teleurgesteld verder. Hoe kon ze erachter komen waar Ludovico nu woonde en of hij nog wel hier in de stad zou zijn?
Ze besloot om naar een pizzeria op het pleintje verderop te wandelen. Opgewekt keek ze naar de pizzeria, die er nog steeds op dezelfde plek zat als hoe ze het zich herinnerde. Ze nam er plaats aan een tafeltje en zocht naar of ze de eigenaar kon vinden. Een jongere variant van hem, precies zijn vader dacht ze, stond achter de kassa en rekende net een bestelling van een jong stel met een schreeuwerig kind af. Ze besloot het erop te wagen, stond op en liep op hem af. ‘Scusami, excuseer mij, bent u bekend met deze wijk?’ Carmela wees om zich heen en bekeek de jonge man aandachtig.
‘Si certo, jazeker, ik woon hier al mijn hele leven,’ antwoorde de man die een stapje achteruit deed. Carmela glimlachte even en verontschuldigde zich. ‘Sorry dat ik u zo aanstaar. U lijkt op iemand die ik ooit kende. Maar mooi dat u hier al een tijdje woont. Kent u dan misschien ook Ludovico Rosso? Hij zou hier in de buurt moeten wonen, als ik mij niet vergis,’ vervolgde ze. Ze bleef daarbij geamuseerd de man aankijken. Precies zijn vader, dacht ze, hij lijkt precies op hem!
De jonge man dacht even na, maar haalde zijn schouders op. ‘Papá!’ riep hij naar de keuken en even later kwam er inderdaad de oudere versie van de jonge man aanlopen. ‘Papà, ken jij ene Ludovico…’ hij draaide zich weer naar Carmela en vroeg ‘hoe heette hij ook alweer?’
‘Ludoví, natuurlijk!’ antwoordde de oudere versie. Carmela knikte opgelucht. ‘Maar vanavond is hij er niet,’ voegde de man eraan toe. Zonder verdere informatie te geven zag Carmela dat zij op haar beurt onderzoekend werd aangekeken. ‘Je komt me ergens bekend voor,’ zei de oudere versie, terwijl hij zijn hand uitstak om zich voor te stellen.
‘Oh excuses, Carmela,’ antwoordde Carmela, en ze schudde hem de hand. ‘Andrea,’ stelde de oudere versie zich voor. ‘Piacere! Aangenaam!’
‘En wat brengt jou hier Carmela?’ vroeg Andrea, terwijl zijn zoon de pizzeria inliep om bestellingen op te nemen.
‘Ik woonde hier. Ooit. Deze pizzeria stond al hier. Ik herinner het mij nog.’ Carmela keek Andrea aan. ‘Ik herinner mij ook jou nog,’ vervolgde ze. ‘Het is echter al lang geleden. En Ludovico… Ik zou hem graag weer eens opzoeken.’
‘Ik kan je wel uitleggen waar hij woont,’ antwoordde Andrea. ‘Hij zal morgen weer gewoon in de stad zijn. Bent u er dan ook nog?’
Carmela klaarde helemaal op. ‘Ja! En dat zou geweldig zijn als u het mij kunt uitleggen! Heel erg bedankt!’ zei ze opgewekt. Ze wilde alweer teruglopen naar haar tafel, maar bedacht toen nog iets: ‘O, en zou ik kunnen bestellen?’
Zo gebeurde het dat de volgende avond Ludovico zoals altijd plaatsnam op zijn balkon, om gade te slaan wat er allemaal in de straat onder hem gebeurde. Een vrouw kwam aanlopen die, naarmate ze dichter bij zijn huis kwam, steeds langzamer ging lopen. Jaren hadden zich afgespeeld, maar nu leek het alsof de tijd slechts in een oogwenk was gepasseerd. Alsof er na die zomer al die tijd een droom hem gevangen had gehouden en zijn leven pas zonet aan het vervolg was begonnen.
Carmela had zich vermaakt deze dag met rondwandelen in het Napels wat ze herinnerde uit haar jonge jaren. De smalle straten, de wijk waarin ze destijds woonde, sommige gedeelten waren nog onveranderd. Aan de nieuwe winkeltjes en bars had ze gezien dat de tijd verder was gegaan. Jongeren kletsen echter nog steeds met elkaar, hangend over hun scooter zoals vroeger. Dezelfde steelse blikken gingen over en weer als toen zij nog jong was. Ze had uit staan kijken over zee en gestaard naar het kasteel wat er eenzaam de tijd trotseerde. Ze voelde dat ze er goed aan had gedaan om deze kant op te reizen. Die avond was ze vol goede moed op pad gegaan. Ze had in de pizzeria Andrea nog meer uitgevraagd over Ludovico en had begrepen dat, naast dat hij zijn dagen besteedde aan werken in zijn kapsalon, hij niet meer met iemand samen was.
Ludovico keek naar de vrouw die nu beneden op straat liep. Het was alweer een vrouw die op Carmela leek. Speelde het universum een spel? Hij bleef haar volgen en stond op toen ze nog dichterbij kwam. Wat een gelijkenis! Nu bleef de vrouw staan en keek hem aan. Ze zei langzaam ‘Ludovico…sei tu…ben jij het?’
‘Carmela?’ antwoordde hij, ‘ben jij het?’
En ze lachte.
EINDE
En, herkende je het moment? Ja, je hebt het goed: dit verhaal gaat over de man die Naomi en Marta in Napels de weg wijst naar een pizzeria. Ludovico heet hij dus. Ik schreef dit korte verhaal terwijl ik deel 1 aan het reviseren was en mijn gedachten afdwaalden naar de straten van Napels en naar tijden van weleer. Lees je graag romantische verhalen? De korte verhalen die ik eerder publiceerde kan je allemaal vinden op de pagina Stories!
Meer informatie over mijn roman vind je op deze pagina.
Wil je dit verhaal op Pinterest bewaren? Leuk! Je kunt er deze afbeelding voor gebruiken: